Wij stellen voor om bij de opstelling van de begroting 2023 de volgende uitgangspunten te hanteren:
Lonen en sociale lasten | De salariskosten ramen we op basis van de huidige cao afspraken met daarbij een inschatting van een CAO-stijging in 2023-2026 conform de prognose in de septembercirculaire 2022 |
---|---|
Prijsindexering exploitatie *) | Zie de toelichting onder deze tabel. |
Prijsindexering investeringen *) | Zie de toelichting onder deze tabel. In afwijking hiervan vindt indexering van de investeringsbudgetten onderwijshuisvesting plaats op basis van BDB (bouwkostendata |
Algemene uitkeringen | In de kaderbrief: Septembercirculaire 2021 |
Onroerende zaakbelasting | Indexering van de opbrengst met 1,9 % conform de prognose van het Bruto Binnenlands Product in de septembercirculaire 2021. |
Overige lokale heffingen | Indexering van de tarieven met 1,9%, uitgaande van kostendekkende tarieven, tarief rioolrecht niet indexeren. |
Omslagrente | 1,50 % |
Kapitaalmarktrente (lang) | 2,50% |
Geldmarktrente (kort) | 0,50 % |
Het aantal inwoners en woningen zijn onderdeel van de berekeningen van onder andere de algemene uitkering, de opbrengst onroerendezaakbelastingen, de opbrengsten bouwleges en de bijdragen aan samenwerkingsverbanden. | |
Aantal inwoners | 47.275 (MJB 2022-2025, jaarschijf 2023) |
Aantal woningen | 20.329 (MJB 2022-2025, jaarschijf 2023) |
*) Prijsindexering exploitatie en investeringen
Onder normale omstandigheden hanteren we in de begroting 2023 de prijsindex zoals hierboven in de tabel aangegeven. We hebben echter te maken met bijzondere omstandigheden. In maart en april 2022 bedroeg de inflatie bijna 10%. De boodschappen worden duurder, ook die van onze gemeente. Afhankelijk van wat we inkopen hebben we soms te maken met nog hogere kostenstijgingen. De ontwikkelingen volgen elkaar snel op en zijn dermate onzeker, dat we geen goede inschatting kunnen maken van de prijsindex voor de begroting 2023. We houden daarom vooralsnog het prijsniveau van de begroting 2022 aan. Dat betekent dus dat we nu geen prijsindex toepassen.
Om de verwachte prijsstijgingen (in 2022) op te kunnen vangen, stellen we voor om het deel van het rekeningresultaat 2021 wat aan de algemene reserve is toegevoegd ad € 3,2 miljoen hiervoor aan te wenden. Bij de jaarrekening 2022 kunnen daar waar nodig de prijsstijgingen worden verrekend met deze reservering. Voor de jaren 2023, 2024 en 2025 kunnen wij de extra accresbedragen vanuit de maartbrief 2022 gebruiken. Deze zullen wij op een stelpost binnen de exploitatie blokkeren en bij de jaarrekening kan vanuit hier de verrekening plaatsvinden. We gaan er op dit moment van uit dat de inflatie zich uiterlijk in 2026 zal stabiliseren en we voor dat jaar weer uit kunnen gaan van de normale werkwijze met betrekking tot prijsindexering.